EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32003L0061

Richtlijn 2003/61/EG van de Raad van 18 juni 2003 tot wijziging van de Richtlijnen 66/401/EEG betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen, 66/402/EEG betreffende het in de handel brengen van zaaigranen, 68/193/EEG betreffende het in de handel brengen van vegetatief teeltmateriaal voor wijnstokken, 92/33/EEG betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad, 92/34/EEG betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt, 98/56/EG betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen, 2002/54/EG betreffende het in de handel brengen van bietenzaad, 2002/55/EG betreffende het in de handel brengen van groentezaad, 2002/56/EG betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen en 2002/57/EG betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, ten aanzien van de communautaire vergelijkende tests en proeven

PB L 165 van 3.7.2003, p. 23–28 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2003/61/oj

32003L0061

Richtlijn 2003/61/EG van de Raad van 18 juni 2003 tot wijziging van de Richtlijnen 66/401/EEG betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen, 66/402/EEG betreffende het in de handel brengen van zaaigranen, 68/193/EEG betreffende het in de handel brengen van vegetatief teeltmateriaal voor wijnstokken, 92/33/EEG betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad, 92/34/EEG betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt, 98/56/EG betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen, 2002/54/EG betreffende het in de handel brengen van bietenzaad, 2002/55/EG betreffende het in de handel brengen van groentezaad, 2002/56/EG betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen en 2002/57/EG betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, ten aanzien van de communautaire vergelijkende tests en proeven

Publicatieblad Nr. L 165 van 03/07/2003 blz. 0023 - 0028


Richtlijn 2003/61/EG van de Raad

van 18 juni 2003

tot wijziging van de Richtlijnen 66/401/EEG betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen, 66/402/EEG betreffende het in de handel brengen van zaaigranen, 68/193/EEG betreffende het in de handel brengen van vegetatief teeltmateriaal voor wijnstokken, 92/33/EEG betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad, 92/34/EEG betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt, 98/56/EG betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen, 2002/54/EG betreffende het in de handel brengen van bietenzaad, 2002/55/EG betreffende het in de handel brengen van groentezaad, 2002/56/EG betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen en 2002/57/EG betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, ten aanzien van de communautaire vergelijkende tests en proeven

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Commissie moet erop toezien dat, in voorkomend geval, regelingen voor de coördinatie en de uitvoering van en de controle op de communautaire vergelijkende proeven worden vastgesteld volgens de procedures die zijn bedoeld in de onderstaande bepalingen:

Richtlijn 66/401/EEG(4), en met name artikel 20, lid 3,

Richtlijn 66/402/EEG(5), en met name artikel 20, lid 3,

Richtlijn 68/193/EEG(6), en met name artikel 16, lid 3,

Richtlijn 92/33/EEG(7), en met name artikel 20, lid 4,

Richtlijn 92/34/EEG(8), en met name artikel 20, lid 4,

Richtlijn 98/56/EG(9), en met name artikel 14, lid 4,

Richtlijn 2002/54/EG(10), en met name artikel 26, lid 3,

Richtlijn 2002/55/EG(11), en met name artikel 43, lid 3,

Richtlijn 2002/56/EG(12), en met name artikel 20, lid 3, en

Richtlijn 2002/57/EG(13), en met name artikel 23, lid 3.

(2) In het kader van deze regelingen is de laatste jaren besloten dat de Gemeenschap een bijdrage verleent voor de uitvoering van bovenbedoelde communautaire vergelijkende proeven.

(3) Er dienen tests en proeven te worden georganiseerd voor de soorten en onder de omstandigheden als genoemd in de verplicht dan wel facultatief toe te passen bepalingen van bovengenoemde richtlijnen.

(4) De tests en proeven dienen in het bijzonder betrekking te hebben op zaden en teeltmateriaal dat in derde landen is geoogst, zaden en teeltmateriaal dat geschikt is voor de biologische landbouw, en zaden en teeltmateriaal dat in de handel wordt gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantgenetische rijkdommen.

(5) Het is bovendien dienstig de teksten van de desbetreffende artikelen van bovengenoemde richtlijnen te harmoniseren.

(6) Met het oog op de transparantie is een duidelijke rechtsgrond voor het verlenen van de financiële bijdrage van de Gemeenschap vereist. Bijgevolg moet er worden voorzien in financiële maatregelen van de Gemeenschap voor het verrichten van communautaire vergelijkende proeven, die verplichte uitgaven op de begroting van de Gemeenschap impliceren,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Artikel 20 van Richtlijn 66/401/EEG wordt vervangen door:

"Artikel 20

1. Er worden in de Gemeenschap communautaire vergelijkende tests en proeven verricht voor een nacontrole door middel van steekproefsgewijs genomen monsters van zaaizaad van groenvoedergewassen dat in de handel is gebracht overeenkomstig de verplicht dan wel facultatief toe te passen bepalingen van deze richtlijn. De vergelijkende tests en proeven kunnen ook betrekking hebben op:

- in derde landen geoogst zaaizaad,

- voor biologische landbouw geschikt zaaizaad,

- zaaizaad dat in de handel wordt gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantgenetische rijkdommen.

2. Deze vergelijkende tests en proeven worden gebruikt om de technische certificeringsmethoden te harmoniseren en om te onderzoeken of aan de voor het zaaizaad bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

3. De Commissie treft volgens de procedure van artikel 21 de nodige maatregelen voor het verrichten van de vergelijkende tests en proeven. De Commissie stelt het in artikel 21 bedoelde comité in kennis van de technische maatregelen voor de uitvoering van de tests en proeven en van de resultaten ervan.

4. De Gemeenschap kan een financiële bijdrage verlenen voor het uitvoeren van de in de leden 1 en 2 bedoelde tests en proeven. De financiële bijdrage wordt vastgesteld binnen de grenzen van de door de begrotingsautoriteit uitgetrokken jaarlijkse middelen.

5. De tests en proeven waarvoor een financiële bijdrage van de Gemeenschap kan worden verleend en de uitvoeringsbepalingen inzake het verlenen van de financiële bijdrage worden vastgesteld volgens de in artikel 21 bedoelde procedure.

6. De in de leden 1 en 2 bedoelde tests en proeven mogen uitsluitend worden uitgevoerd door autoriteiten van een staat of door rechtspersonen die handelen onder de verantwoordelijkheid van een staat.";

2. artikel 20 van Richtlijn 66/402/EEG wordt vervangen door:

"Artikel 20

1. Er worden in de Gemeenschap communautaire vergelijkende tests en proeven verricht voor een nacontrole door middel van steekproefsgewijs genomen monsters van zaaigranen die in de handel zijn gebracht overeenkomstig de verplicht dan wel facultatief toe te passen bepalingen van deze richtlijn. De vergelijkende tests en proeven kunnen ook betrekking hebben op:

- in derde landen geoogste zaaigranen,

- voor biologische landbouw geschikte zaaigranen,

- zaaigranen die in de handel worden gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantgenetische rijkdommen.

2. Deze vergelijkende tests en proeven worden gebruikt om de technische certificeringsmethoden te harmoniseren en om te onderzoeken of aan de voor de zaaigranen bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

3. De Commissie treft volgens de procedure van artikel 21 de nodige maatregelen voor het verrichten van de vergelijkende tests en proeven. De Commissie stelt het in artikel 21 bedoelde comité in kennis van de technische maatregelen voor de uitvoering van de tests en proeven en van de resultaten ervan.

4. De Gemeenschap kan een financiële bijdrage verlenen voor het uitvoeren van de in de leden 1 en 2 bedoelde tests en proeven.

De financiële bijdrage wordt vastgesteld binnen de grenzen van de door de begrotingsautoriteit uitgetrokken jaarlijkse middelen.

5. De tests en proeven waarvoor een financiële bijdrage van de Gemeenschap kan worden verleend en de uitvoeringsbepalingen inzake het verlenen van de financiële bijdrage worden vastgesteld volgens de in artikel 21 bedoelde procedure.

6. De in de leden 1 en 2 bedoelde tests en proeven mogen uitsluitend worden uitgevoerd door autoriteiten van een staat of door rechtspersonen die handelen onder de verantwoordelijkheid van een staat.";

3. artikel 16 van Richtlijn 68/193/EEG wordt vervangen door:

"Artikel 16

1. Er worden in de Gemeenschap communautaire vergelijkende tests en proeven verricht voor een nacontrole door middel van steekproefsgewijs genomen monsters van teeltmateriaal voor wijnstokken dat in de handel is gebracht overeenkomstig de verplicht dan wel facultatief toe te passen bepalingen van deze richtlijn, met inbegrip van de fytosanitaire bepalingen. De vergelijkende tests en proeven kunnen ook betrekking hebben op:

- in derde landen geoogst teeltmateriaal,

- voor biologische landbouw geschikt teeltmateriaal,

- teeltmateriaal dat in de handel wordt gebracht in verband met maatregelen met het oog op de instandhouding van de genetische diversiteit.

2. Deze vergelijkende tests en proeven worden gebruikt om de technische certificeringsmethoden te harmoniseren en om te onderzoeken of aan de voor het teeltmateriaal bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

3. De Commissie treft volgens de procedure van artikel 17 de nodige maatregelen voor het verrichten van de vergelijkende tests en proeven. De Commissie stelt het in artikel 17 bedoelde comité in kennis van de technische maatregelen voor de uitvoering van de tests en proeven en van de resultaten ervan. Wanneer zich fytosanitaire problemen voordoen, stelt de Commissie het Permanent Plantenziektekundig Comité daarvan in kennis.

4. De Gemeenschap kan een financiële bijdrage verlenen voor het uitvoeren van de in de leden 1 en 2 bedoelde tests en proeven.

De financiële bijdrage wordt vastgesteld binnen de grenzen van de door de begrotingsautoriteit uitgetrokken jaarlijkse middelen.

5. De tests en proeven waarvoor een financiële bijdrage van de Gemeenschap kan worden verleend en de uitvoeringsbepalingen inzake het verlenen van de financiële bijdrage worden vastgesteld volgens de in artikel 17 bedoelde procedure.

6. De in de leden 1 en 2 bedoelde tests en proeven mogen uitsluitend worden uitgevoerd door autoriteiten van een staat of door rechtspersonen die handelen onder de verantwoordelijkheid van een staat.";

4. artikel 20 van Richtlijn 92/33/EEG wordt vervangen door:

"Artikel 20

1. Er worden in de lidstaten proeven of zo nodig tests op monsters uitgevoerd om na te gaan of het teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen voldoet aan de voorschriften en voorwaarden van deze richtlijn, met inbegrip van de fytosanitaire voorschriften. De Commissie kan de proeven door vertegenwoordigers van de lidstaten en de Commissie laten inspecteren.

2. Er kunnen in de Gemeenschap communautaire vergelijkende tests en proeven worden verricht voor een nacontrole door middel van monsters van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen dat in de handel is gebracht overeenkomstig de verplicht dan wel facultatief toe te passen bepalingen van deze richtlijn, met inbegrip van de fytosanitaire bepalingen. De vergelijkende tests en proeven kunnen ook betrekking hebben op:

- in derde landen geproduceerd teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen,

- voor biologische landbouw geschikt teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen,

- teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen dat in de handel wordt gebracht in verband met maatregelen met het oog op de instandhouding van de genetische diversiteit.

3. Deze vergelijkende tests en proeven worden gebruikt om de technische methoden voor het onderzoek van het teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen te harmoniseren en om te onderzoeken of aan de voor het materiaal bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

4. De Commissie treft volgens de procedure van artikel 21 de nodige maatregelen voor het verrichten van de vergelijkende tests en proeven. De Commissie stelt het in artikel 21 bedoelde comité in kennis van de technische maatregelen voor de uitvoering van de tests en proeven en van de resultaten ervan. Wanneer zich fytosanitaire problemen voordoen, stelt de Commissie het Permanent Plantenziektekundig Comité daarvan in kennis.

5. De Gemeenschap kan een financiële bijdrage verlenen voor het uitvoeren van de in de leden 2 en 3 bedoelde tests en proeven.

De financiële bijdrage wordt vastgesteld binnen de grenzen van de door de begrotingsautoriteit uitgetrokken jaarlijkse middelen.

6. De tests en proeven waarvoor een financiële bijdrage van de Gemeenschap kan worden verleend en de uitvoeringsbepalingen inzake het verlenen van de financiële bijdrage worden vastgesteld volgens de in artikel 21 bedoelde procedure.

7. De in de leden 2 en 3 bedoelde tests en proeven mogen uitsluitend worden uitgevoerd door autoriteiten van een staat of door rechtspersonen die handelen onder de verantwoordelijkheid van een staat.";

5. artikel 20 van Richtlijn 92/34/EEG wordt vervangen door:

"Artikel 20

1. Er worden in de lidstaten proeven of zo nodig tests op monsters uitgevoerd om na te gaan of het teeltmateriaal en de fruitgewassen voldoen aan de voorschriften en voorwaarden van deze richtlijn, met inbegrip van de fytosanitaire voorschriften. De Commissie kan de proeven door vertegenwoordigers van de lidstaten en de Commissie laten inspecteren.

2. Er kunnen in de Gemeenschap communautaire vergelijkende tests en proeven worden verricht voor een nacontrole van monsters van teeltmateriaal en fruitgewassen die in de handel zijn gebracht overeenkomstig de verplicht dan wel facultatief toe te passen bepalingen van deze richtlijn, met inbegrip van de fytosanitaire bepalingen. De vergelijkende tests en proeven kunnen ook betrekking hebben op:

- in derde landen geproduceerd teeltmateriaal en fruitgewassen,

- voor biologische landbouw geschikt teeltmateriaal en fruitgewassen,

- teeltmateriaal en fruitgewassen die in de handel worden gebracht in verband met maatregelen met het oog op de instandhouding van de genetische diversiteit.

3. Deze vergelijkende tests en proeven worden gebruikt om de technische methoden voor het onderzoek van het teeltmateriaal en de fruitgewassen te harmoniseren en om te onderzoeken of aan de voor het materiaal bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

4. De Commissie treft volgens de procedure van artikel 21 de nodige maatregelen voor het verrichten van de vergelijkende tests en proeven. De Commissie stelt het in artikel 21 bedoelde comité in kennis van de technische maatregelen voor de uitvoering van de tests en proeven en van de resultaten ervan. Wanneer zich fytosanitaire problemen voordoen, stelt de Commissie het Permanent Plantenziektekundig Comité daarvan in kennis.

5. De Gemeenschap kan een financiële bijdrage verlenen voor het uitvoeren van de in de leden 2 en 3 bedoelde tests en proeven.

De financiële bijdrage wordt vastgesteld binnen de grenzen van de door de begrotingsautoriteit uitgetrokken jaarlijkse middelen.

6. De tests en proeven waarvoor een financiële bijdrage van de Gemeenschap kan worden verleend en de uitvoeringsbepalingen inzake het verlenen van de financiële bijdrage worden vastgesteld volgens de in artikel 21 bedoelde procedure.

7. De in de leden 2 en 3 bedoelde tests en proeven mogen uitsluitend worden uitgevoerd door autoriteiten van een staat of door rechtspersonen die handelen onder de verantwoordelijkheid van een staat.";

6. artikel 14 van Richtlijn 98/56/EG wordt vervangen door:

"Artikel 14

1. Er worden in de lidstaten zo nodig proeven of tests op monsters uitgevoerd om na te gaan of het teeltmateriaal van siergewassen voldoet aan de voorschriften en voorwaarden van deze richtlijn. De Commissie kan de proeven door vertegenwoordigers van de lidstaten en de Commissie laten inspecteren.

2. Er kunnen in de Gemeenschap communautaire vergelijkende tests en proeven worden verricht voor een nacontrole van monsters van teeltmateriaal van siergewassen dat in de handel is gebracht overeenkomstig de verplicht dan wel facultatief toe te passen bepalingen van deze richtlijn, met inbegrip van de fytosanitaire bepalingen. De vergelijkende tests en proeven kunnen ook betrekking hebben op:

- in derde landen geoogst teeltmateriaal,

- voor biologische landbouw geschikt teeltmateriaal,

- teeltmateriaal dat in de handel wordt gebracht in verband met maatregelen met het oog op de instandhouding van de genetische diversiteit.

3. Deze vergelijkende tests en proeven worden gebruikt om de technische methoden voor het onderzoek van het teeltmateriaal van siergewassen te harmoniseren en om te onderzoeken of aan de voor het materiaal bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

4. De Commissie treft volgens de procedure van artikel 17 de nodige maatregelen voor het verrichten van de vergelijkende tests en proeven. De Commissie stelt het in artikel 17 bedoelde comité in kennis van de technische maatregelen voor de uitvoering van de tests en proeven en van de resultaten ervan. Wanneer zich problemen voordoen in verband met de onder Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen(14), stelt de Commissie het Permanent Plantenziektekundig Comité daarvan in kennis, dat ook wordt geraadpleegd over protocollen voor communautaire proeven wanneer deze betrekking hebben op de onder Richtlijn 2000/29/EG vallende organismen.

5. De Gemeenschap kan een financiële bijdrage verlenen voor het uitvoeren van de in de leden 2 en 3 bedoelde tests en proeven.

De financiële bijdrage wordt vastgesteld binnen de grenzen van de door de begrotingsautoriteit uitgetrokken jaarlijkse middelen.

6. De tests en proeven waarvoor een financiële bijdrage van de Gemeenschap kan worden verleend en de uitvoeringsbepalingen inzake het verlenen van de financiële bijdrage worden vastgesteld volgens de in artikel 17 bedoelde procedure.

7. De in de leden 2 en 3 bedoelde tests en proeven mogen uitsluitend worden uitgevoerd door autoriteiten van een staat of door rechtspersonen die handelen onder de verantwoordelijkheid van een staat.";

7. artikel 26 van Richtlijn 2002/54/EG wordt vervangen door:

"Artikel 26

1. Er worden in de Gemeenschap communautaire vergelijkende tests en proeven verricht voor een nacontrole door middel van steekproefsgewijs genomen monsters van bietenzaad dat in de handel is gebracht overeenkomstig de verplicht dan wel facultatief toe te passen bepalingen van deze richtlijn. De vergelijkende tests en proeven kunnen ook betrekking hebben op:

- in derde landen geoogst zaad,

- voor biologische landbouw geschikt zaad,

- zaad dat in de handel wordt gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantgenetische rijkdommen.

2. Deze vergelijkende tests en proeven worden gebruikt om de technische certificeringsmethoden te harmoniseren en om te onderzoeken of aan de voor het zaad bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

3. De Commissie treft volgens de procedure van artikel 28, lid 2, de nodige maatregelen voor het verrichten van de vergelijkende tests en proeven. De Commissie stelt het in artikel 28, lid 1, bedoelde comité in kennis van de technische maatregelen voor de uitvoering van de tests en proeven en van de resultaten ervan.

4. De Gemeenschap kan een financiële bijdrage verlenen voor het uitvoeren van de in de leden 1 en 2 bedoelde tests en proeven.

De financiële bijdrage wordt vastgesteld binnen de grenzen van de door de begrotingsautoriteit uitgetrokken jaarlijkse middelen.

5. De tests en proeven waarvoor een financiële bijdrage van de Gemeenschap kan worden verleend en de uitvoeringsbepalingen inzake het verlenen van de financiële bijdrage worden vastgesteld volgens de in artikel 28, lid 2, bedoelde procedure.

6. De in de leden 1 en 2 bedoelde tests en proeven mogen uitsluitend worden uitgevoerd door autoriteiten van een staat of door rechtspersonen die handelen onder de verantwoordelijkheid van een staat.";

8. artikel 43 van Richtlijn 2002/55/EG wordt vervangen door:

"Artikel 43

1. Er worden in de Gemeenschap communautaire vergelijkende tests en proeven verricht voor een nacontrole door middel van steekproefsgewijs genomen monsters van groentezaad dat in de handel is gebracht overeenkomstig de verplicht dan wel facultatief toe te passen bepalingen van deze richtlijn. De vergelijkende tests en proeven kunnen ook betrekking hebben op:

- in derde landen geoogst zaad,

- voor biologische landbouw geschikt zaad,

- zaad dat in de handel wordt gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantgenetische rijkdommen.

2. Deze vergelijkende tests en proeven worden gebruikt om de technische certificeringsmethoden te harmoniseren en om te onderzoeken of aan de voor het zaad bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

3. De Commissie treft volgens de procedure van artikel 46, lid 2, de nodige maatregelen voor het verrichten van de vergelijkende tests en proeven. De Commissie stelt het in artikel 46, lid 1, bedoelde comité in kennis van de technische maatregelen voor de uitvoering van de tests en proeven en van de resultaten ervan.

4. De Gemeenschap kan een financiële bijdrage verlenen voor het uitvoeren van de in de leden 1 en 2 bedoelde tests en proeven.

De financiële bijdrage wordt vastgesteld binnen de grenzen van de door de begrotingsautoriteit uitgetrokken jaarlijkse middelen.

5. De tests en proeven waarvoor een financiële bijdrage van de Gemeenschap kan worden verleend en de uitvoeringsbepalingen inzake het verlenen van de financiële bijdrage worden vastgesteld volgens de in artikel 46, lid 2, bedoelde procedure.

6. De in de leden 1 en 2 bedoelde tests en proeven mogen uitsluitend worden uitgevoerd door autoriteiten van een staat of door rechtspersonen die handelen onder de verantwoordelijkheid van een staat.";

9. artikel 20 van Richtlijn 2002/56/EG wordt vervangen door:

"Artikel 20

1. Er worden in de Gemeenschap communautaire vergelijkende tests en proeven verricht voor een nacontrole door middel van steekproefsgewijs genomen monsters van pootaardappelen die in de handel zijn gebracht overeenkomstig de verplicht dan wel facultatief toe te passen bepalingen van deze richtlijn, met inbegrip van de fytosanitaire bepalingen. De vergelijkende tests en proeven kunnen ook betrekking hebben op:

- in derde landen geoogste pootaardappelen,

- voor biologische landbouw geschikte pootaardappelen,

- pootaardappelen die in de handel worden gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantgenetische rijkdommen.

2. Deze vergelijkende tests en proeven worden gebruikt om de technische certificeringsmethoden te harmoniseren en om te onderzoeken of aan de voor de pootaardappelen bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

3. De Commissie treft volgens de procedure van artikel 25, lid 2, de nodige maatregelen voor het verrichten van de vergelijkende tests en proeven. De Commissie stelt het in artikel 25, lid 1, bedoelde comité in kennis van de technische maatregelen voor de uitvoering van de tests en proeven en van de resultaten ervan. Wanneer zich fytosanitaire problemen voordoen, stelt de Commissie het Permanent Plantenziektekundig Comité daarvan in kennis.

4. De Gemeenschap kan een financiële bijdrage verlenen voor het uitvoeren van de in de leden 1 en 2 bedoelde tests en proeven.

De financiële bijdrage wordt vastgesteld binnen de grenzen van de door de begrotingsautoriteit uitgetrokken jaarlijkse middelen.

5. De tests en proeven waarvoor een financiële bijdrage van de Gemeenschap kan worden verleend en de uitvoeringsbepalingen inzake het verlenen van de financiële bijdrage worden vastgesteld volgens de in artikel 25, lid 2, bedoelde procedure.

6. De in de leden 1 en 2 bedoelde tests en proeven mogen uitsluitend worden uitgevoerd door autoriteiten van een staat of door rechtspersonen die handelen onder de verantwoordelijkheid van een staat.

7. De Commissie kan volgens de procedure van artikel 25, lid 2, het in de handel brengen van pootaardappelen die in een bepaald gebied van de Gemeenschap zijn geoogst, geheel of gedeeltelijk verbieden indien de nateelt van monsters die officieel zijn genomen uit basispootgoed of gecertificeerd pootgoed dat in dat gebied is geoogst en dat bij een of meer communautaire tests en proeven is geteeld, drie jaar na elkaar duidelijk afwijkt van de in bijlage I, punt 1, onder c), punt 2, onder c), en de punten 3 en 4 genoemde minimumvoorwaarden.

8. Alle krachtens lid 7 genomen maatregelen worden door de Commissie ingetrokken zodra met voldoende zekerheid is vastgesteld dat het in het betrokken gebied van de Gemeenschap geoogste basispootgoed en gecertificeerde pootgoed voortaan aan de in lid 7 bedoelde minimumvoorwaarden zullen voldoen.";

10. artikel 23 van Richtlijn 2002/57/EG wordt vervangen door:

"Artikel 23

1. Er worden in de Gemeenschap communautaire vergelijkende tests en proeven verricht voor een nacontrole door middel van steekproefsgewijs genomen monsters van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen dat in de handel is gebracht overeenkomstig de verplicht dan wel facultatief toe te passen bepalingen van deze richtlijn. De vergelijkende tests en proeven kunnen ook betrekking hebben op:

- in derde landen geoogst zaaizaad,

- voor biologische landbouw geschikt zaaizaad,

- zaaizaad dat in de handel wordt gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantgenetische rijkdommen.

2. Deze vergelijkende tests en proeven worden gebruikt om de technische certificeringsmethoden te harmoniseren en om te onderzoeken of aan de voor het zaaizaad bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

3. De Commissie treft volgens de procedure van artikel 25, lid 2, de nodige maatregelen voor het verrichten van de vergelijkende tests en proeven. De Commissie stelt het in artikel 25, lid 1, bedoelde comité in kennis van de technische maatregelen voor de uitvoering van de tests en proeven en van de resultaten ervan.

4. De Gemeenschap kan een financiële bijdrage verlenen voor het uitvoeren van de in de leden 1 en 2 bedoelde tests en proeven.

De financiële bijdrage wordt vastgesteld binnen de grenzen van de door de begrotingsautoriteit uitgetrokken jaarlijkse middelen.

5. De tests en proeven waarvoor een financiële bijdrage van de Gemeenschap kan worden verleend en de uitvoeringsbepalingen inzake het verlenen van de financiële bijdrage worden vastgesteld volgens de in artikel 25, lid 2, bedoelde procedure.

6. De in de leden 1 en 2 bedoelde tests en proeven mogen uitsluitend worden uitgevoerd door autoriteiten van een staat of door rechtspersonen die handelen onder de verantwoordelijkheid van een staat.".

Artikel 2

De lidstaten doen de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden die nodig zijn om uiterlijk op 10 oktober 2003 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Luxemburg, 18 juni 2003.

Voor de Raad

De voorzitter

G. Drys

(1) PB C 20 E van 28.1.2003, blz. 208.

(2) Advies uitgebracht op 10 april 2003 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3) PB C 85 van 8.4.2003, blz. 43.

(4) PB 125 van 11.7.1966, blz. 2298/66. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/64/EG (PB L 234 van 1.9.2001, blz. 60).

(5) PB 125 van 11.7.1966, blz. 2309/66. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/64/EG.

(6) PB L 93 van 17.4.1968, blz. 15. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/11/EG (PB L 53 van 23.2.2002, blz. 20).

(7) PB L 157 van 10.6.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

(8) PB L 157 van 10.6.1992, blz. 10. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003.

(9) PB L 226 van 13.8.1998, blz. 16. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003.

(10) PB L 193 van 20.7.2002, blz. 12.

(11) PB L 193 van 20.7.2002, blz. 33.

(12) PB L 193 van 20.7.2002, blz. 60. Richtlijn gewijzigd bij Besluit 2003/66/EG van de Commissie (PB L 25 van 30.1.2003, blz. 42).

(13) PB L 193 van 20.7.2002, blz. 74. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2002/68/EG (PB L 195 van 24.7.2002, blz. 32).

(14) PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

Top