EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32019R1870

Verordening (EU) 2019/1870 van de Commissie van 7 november 2019 tot wijziging en rectificatie van Verordening (EG) nr. 1881/2006 wat betreft de maximumgehalten aan erucazuur en waterstofcyanide in bepaalde levensmiddelen (Voor de EER relevante tekst)

C/2019/7888

PB L 289 van 8.11.2019, p. 37–40 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 24/05/2023; stilzwijgende opheffing door 32023R0915

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2019/1870/oj

8.11.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 289/37


VERORDENING (EU) 2019/1870 VAN DE COMMISSIE

van 7 november 2019

tot wijziging en rectificatie van Verordening (EG) nr. 1881/2006 wat betreft de maximumgehalten aan erucazuur en waterstofcyanide in bepaalde levensmiddelen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 315/93 van de Raad van 8 februari 1993 tot vaststelling van communautaire procedures inzake verontreinigingen in levensmiddelen (1), en met name artikel 2, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie (2) zijn de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen vastgesteld, met inbegrip van de maximumgehalten aan erucazuur in bepaalde levensmiddelen.

(2)

Op 21 september 2016 heeft het Panel voor contaminanten in de voedselketen (Contam) van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) een wetenschappelijk advies over erucazuur in diervoeders en levensmiddelen (3) uitgebracht. De EFSA heeft voor erucazuur een toelaatbare dagelijkse inname (TDI) van 7 mg/kg lichaamsgewicht per dag vastgesteld. De hoogste niveaus van blootstelling via de voeding zijn waargenomen bij zuigelingen en andere kinderen met blootstellingsniveaus boven de TDI. Dit kan wijzen op een risico voor jonge personen die in hoge mate aan erucazuur worden blootgesteld.

(3)

Uit gegevens betreffende de aanwezigheid van erucazuur in plantaardige oliën en vetten blijkt dat voor de meeste plantaardige oliën en vetten lagere gehalten kunnen worden bereikt door goede praktijken toe te passen, bijvoorbeeld door variëteiten met een laag gehalte aan erucazuur te gebruiken. Daarom moet het maximumgehalte voor plantaardige oliën, met uitzondering van camelinaolie, mosterdzaadolie en borageolie, worden verlaagd tot het gehalte dat in de Codex Alimentarius voor koolzaadolie met een laag erucazuurgehalte is vastgesteld (4).

(4)

Voor camelinaolie, mosterdzaadolie en borageolie is bewezen dat het niet mogelijk is lagere gehalten te bereiken door goede praktijken toe te passen, aangezien van deze soorten geen variëteiten bestaan waarvan de uit deze planten geëxtraheerde plantaardige oliën lagere gehalten aan erucazuur bevatten dan de voor de andere plantaardige oliën voorgestelde maximumgehalten. Om die reden en omdat deze oliën minder relevant zijn voor de menselijke blootstelling dan andere plantaardige oliën, moet het maximumgehalte aan erucazuur in camelinaolie, mosterdzaadolie en borageolie onveranderd blijven. Om de sluiting van kleine en micro-ondernemingen in bepaalde lidstaten te voorkomen, moet mosterdzaadolie die lokaal in kleine hoeveelheden wordt geproduceerd en geconsumeerd, met instemming van de bevoegde autoriteit worden vrijgesteld van de toepassing van het maximumgehalte.

(5)

Aangezien het maximumgehalte voor plantaardige oliën en vetten ook geldt voor plantaardige oliën die als ingrediënt in levensmiddelen worden gebruikt, hoeft er geen maximumgehalte aan erucazuur worden vastgesteld voor levensmiddelen die toegevoegde plantaardige oliën en vetten bevatten.

(6)

Gezien de hoge concentratie aan erucazuur in mosterd bestaat er een risico op significante blootstelling aan erucazuur door de consumptie van mosterd. Derhalve moet een maximumgehalte voor erucazuur in mosterd worden vastgesteld.

(7)

In Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/127 van de Commissie (5) is reeds een maximumgehalte aan erucazuur in volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding vastgesteld. Omwille van de duidelijkheid moet het in Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie vastgestelde maximumgehalte aan erucazuur in volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding worden geschrapt.

(8)

In Verordening (EU) 2017/1237 van de Commissie (6) is geen meeteenheid vastgesteld voor het maximumgehalte aan waterstofcyanide. Omwille van de rechtszekerheid moet deze fout worden gecorrigeerd.

(9)

Verordening (EG) nr. 1881/2006 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1881/2006 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

Artikel 2

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1881/2006 wordt gerectificeerd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

In de bijlage bij deze verordening vermelde levensmiddelen die vóór de inwerkingtreding van deze verordening rechtmatig in de handel zijn gebracht, mogen in de handel blijven tot en met de datum van minimale houdbaarheid of de uiterste consumptiedatum van die levensmiddelen.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 november 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 37 van 13.2.1993, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie van 19 december 2006 tot vaststelling van de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (PB L 364 van 20.12.2006, blz. 5).

(3)  EFSA Journal 2016;14(11):4593.

(4)  Standard for named vegetable oils (CODEX STAN 210-1999), Codex Alimentarius.

(5)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/127 van de Commissie van 25 september 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 609/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de bijzondere samenstellings- en informatievoorschriften betreffende volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding en wat betreft informatievoorschriften betreffende de voeding van zuigelingen en peuters (PB L 25 van 2.2.2016, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) 2017/1237 van de Commissie van 7 juli 2017 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1881/2006 wat betreft het maximumgehalte aan waterstofcyanide in voor de eindgebruikers in de handel gebrachte onverwerkte hele, vermalen, gemalen, gekraakte of fijngehakte abrikozenpitten (PB L 177 van 8.7.2017, blz. 36).


BIJLAGE I

In afdeling 8 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1881/2006 wordt punt 8.1 vervangen door:

Levensmiddelen(1)

Maximumgehalte (g/kg)

“8.1

Erucazuur, met inbegrip van erucazuur in vet

 

8.1.1

Plantaardige oliën en vetten die in de handel worden gebracht voor de eindverbruiker of voor gebruik als ingrediënt in levensmiddelen, met uitzondering van camelinaolie, mosterdzaadolie en borageolie

20,0

8.1.2

Camelinaolie, mosterdzaadolie (1) en borageolie

50,0

8.1.3

Mosterd (condiment)

35,0


(1)  Met instemming van de bevoegde autoriteit geldt het maximumgehalte niet voor lokaal geproduceerde en geconsumeerde mosterdzaadolie.”.


BIJLAGE II

In afdeling 8 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1881/2006 wordt punt 8.3 vervangen door:

Levensmiddelen(1)

Maximumgehalte (mg/kg)

“8.3

Waterstofcyanide, inclusief waterstofcyanide in cyanogene glycosiden

 

8.3.1

Voor de eindgebruikers in de handel gebrachte onverwerkte hele, vermalen, gemalen, gekraakte of fijngehakte abrikozenpitten (1)  (2)

20,0


(1)  “Onverwerkte producten” zoals beschreven in Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1).

(2)  “In de handel brengen” en “eindverbruiker” zoals beschreven in Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).”.


Top